Een Canadees en een Duitser
In de afgelopen tentoonstelling Hij of ik kon je de Tweede Wereldoorlog door de ogen van de Canadees Léo Major en de Duitser Hans Kürten beleven. Wat was hun verhaal, hoe hebben zij de strijd beleefd, wat heeft het hen gekost en hoe kwamen ze eruit?
De tentoonstelling is op dit moment niet meer te zien in het museum, maar nog wel virtueel te zien in het Nederlands en Engels.
Ontmoet Léo
Léo wordt in 1921 geboren en groeit op in het Franstalige Québec. In 1940 meldt hij zich als 18-jarige vrijwillig bij het Canadese leger, dat überhaupt grotendeels bestaat uit vrijwilligers. Eerst komt Léo bij het 22e Regiment maar als hij hoort dat het Régiment de la Chaudière eerder overzee gaat, treedt hij daar aan.
In 1941, na zijn basisopleiding, komt hij aan in Groot-Brittannië waar hij zijn opleiding tot radioman krijgt en waar hij voor het leven bevriend raakt met Welly Arseneault, net als hij ook een Québecois. Na drie jaar trainen is hij een fitte soldaat en hij is klaar voor de strijd.
Vrijwillig het leger in
Op 6 juni 1944 landt Léo op Juno Beach. Zijn regiment komt die dag het verst het land in. Later die maand, bij de gevechten rond Caen, raakt Léo gewond aan zijn oog.
Léo vecht door: als scherpschutter heeft hij naar eigen zeggen aan één oog genoeg. De Chaudières rukken op langs de Franse en Belgische kust en bevrijden stad na stad.
Op 13 april 1945 gaan Léo en zijn vriend Welly op pad om Zwolle te verkennen. Léo op stille gymschoenen, Welly op kistjes. Door het geluid van zijn kistjes wordt Welly doodgeschoten door de Duitsers. Léo zet door en treedt de stad binnen. De overgebleven Duitsers slaan op de vlucht en die ochtend wordt Zwolle bevrijd.
Ontmoet Hans
Hans wordt in 1925 geboren in een dorpje bij Leverkusen en groeit vanaf 1933 op in een land onder Hitler. Hij is enig kind en heeft een prettige jeugd met ouders die zeker niet pro-nazi zijn.
In december 1942 wordt hij verplicht tewerkgesteld in Venlo en in juni 1943 moet hij in dienst. Beide vindt hij vreselijk. Het liefst wil hij monteur worden maar het regime had andere plannen met hem.
Na zijn opleiding moet Hans naar het Oostfront. Daar ervaart hij de wreedheid van zowel de Sovjetsoldaten als de Duitse SS’ers en heeft hij een bijna-doodervaring in de genadeloze kou. Dat zijn gedecimeerde regiment in april 1944 naar Normandië moet, voelt als een opluchting. Hans wordt onderdeel van de 116e Panzerdivision ‘Windhund’.
Rennen voor zijn leven
Na D-Day levert zijn regiment harde strijd bij Caen en in de zogenaamde ‘Zak van Falaise’, waaruit Hans maar ternauwernood kan ontsnappen.
Hans moet in Orbec rennen voor zijn leven voor een groep Canadezen, mogelijk Chaudières. Hij springt op een al rijdende halftrack. Zijn onderofficier springt er nét naast en komt eronder. Het kost hem zijn leven.