Goede buren huur je in

Geen geld, geen Zwitsers, zo luidt een oud Nederlands gezegde. Dit gezegde heeft een militaire oorsprong. De Nederlandse bevolking in de 17e en 18e eeuw was te klein om een groot leger te vullen. Daarom werden regimenten in het buitenland aangekocht en ingehuurd. Daarbij was het natuurlijk belangrijk om een goede relatie te hebben met deze landen.

Het was in Europa tot de 19e eeuw de gewoonste zaak van de wereld dat je als beroepsmilitair kon vechten voor een ander land dan je eigen. Je was militair van beroep en vocht voor degene die je betaalde en aan wie je trouw had gezworen.

Vaandel van het regiment Zwitserse Garde, 1758-1795, Schatkamer NMM

Een ratjetoe aan talen

De buitenlandse ‘subsidietroepen’ in het Nederlandse leger kwamen uit diverse Europese landen zoals Engeland, Schotland, Denemarken, Zweden en Zwitserland. Om de troepen in Nederlandse dienst te laten treden werd een overeenkomst (‘capitulatie’) gesloten met een vorst of adellijke familie die geld kreeg in ruil voor het leveren van een regiment. In de overeenkomst stonden de voorwaarden zoals de betaling en het aantal militairen dat geleverd moest worden.

Er werd vastgelegd dat de buitenlandse troepen trouw moesten zweren aan de Nederlandse Republiek, zodat ze niet zouden overlopen naar de vijand. Ook de Verenigde Oost-Indische compagnie huurde buitenlandse regimenten in. Zo liepen er Zwitsers rond in Zuid-Afrika aan het einde van de 18e eeuw. Met al deze nationaliteiten in het leger moet het een ratjetoe zijn geweest aan talen die er gesproken werd.

Trom van het regiment Sutherland

Zwitserland en Schotland waren vaste leveranciers voor het Nederlandse leger. Zo vochten er Schotten mee tijdens het beleg van Haarlem in 1573 en waren er Zwitsers die in Zuid-Afrika dienden. In het Arsenaal hangt een trom met het wapen van de familie Strathnaver, Graaf van Sutherland, uit de periode 1689-1714. In deze periode vocht dit regiment onder meer in Vlaanderen tegen het leger van de Franse ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV.

Zwitserse pijper (fluitist) in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, circa 1790. Collectie Landesmuseum Zürich

Muziek in de garnizoenssteden

Sommige buitenlandse regimenten namen ook hun eigen muziekkorps mee, waardoor in de garnizoenssteden regelmatig muziek uit verre oorden te horen zal zijn geweest. Ook de uniformen van deze buitenlandse soldaten week soms af van de uniformen van de ‘nationale regimenten’.

Zwitserland was een van de landen waar de meeste huurlingen vandaan kwamen en de Zwitserse troepen behoorde tot de elite van de subsidietroepen In de 18e eeuw had het Nederlandse leger vijf Zwitserse regimenten in dienst. Een ervan behoorde tot de garde van de stadhouder. Voorwaarde was wel dat de Zwitserse troepen van het protestantse geloof moesten zijn, en niet katholiek mochten zijn. Dit in tegenstelling tot de Zwitserse Garde van de Paus in Vaticaanstad, die juist allemaal katholiek moeten zijn.

Bijzondere achternamen

Na de oprichting van de Koninklijke Landmacht in 1815 was het aantal buitenlandse militairen in Nederlandse dienst beperkt. De laatste buitenlanders in Nederlandse dienst waren de Zwitsers; deze werden in 1829 ‘afgedankt’. Inmiddels was het al bijna 15 jaar vrede en de vulling van het leger werd op peil gehouden door de dienstplicht die door Napoleon Bonaparte in het leven was geroepen.

Dankzij deze buitenlandse militairen die in Nederland dienden, zijn er nu nog vele families in Nederland die bijzondere achternamen dragen, zoals Seton of De Constant Rebecque.

Conservator NMM Mathieu Willemsen
Het Nederlandse leger was machteloos zonder buitenlandse huurlingen. Mathieu Willemse - Conservator

In aanloop naar de Nacht van de Militaire Muziek delen we verschillende verhalen over de rol van muziek binnen defensie. Wil je meer informatie over hét militaire muziekfestival van Nederland?

Meer informatie