Sabel der lichte cavalerie uit 1813
Toen het Nederlandse leger in 1814 nieuw werd opgebouwd, moesten er ook nieuwe wapens komen. Een van die wapens is een sabel, die onder meer bij Quatre-Bras en Waterloo volop gebruikt werd.
Nederland als bufferland
Na de Slag bij Leipzig in november 1813 leek Napoleon verslagen. Hij tekende zijn troonsafstand en werd verbannen naar Elba. Een nieuw tijdperk was aangebroken. De zoon van de oude stadhouder Willem V keerde terug naar Nederland en werd zelfs tot vorst uitgeroepen van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. Dit nieuwe koninkrijk omvatte de oude Republiek (het huidige Nederland), de Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België) en het groothertogdom Luxemburg. Het moest als bufferstaat tegen Frankrijk fungeren. Het nieuw geformeerde Nederlandse leger werd direct op de proef gesteld: Napoleon keerde terug uit ballingschap en viel in 1815 met een Frans leger het zuiden van de Nederlanden binnen. Het kwam tot een treffen bij het gehucht Quatre-Bras, waar het Nederlandse leger een cruciale rol speelde. Twee dagen later werd Napoleon bij de Slag bij Waterloo definitief verslagen.
De sabel van Quatre-Bras en Waterloo
Bij de formering van het nieuwe Nederlandse leger in 1814 ontvingen de troepen nieuwe uniformen en bewapening. Zo kreeg de lichte cavalerie een sabel, die tot halverwege de negentiende eeuw in gebruik zou blijven. Deze sabel moet een grote rol hebben gespeeld bij de beroemde veldslagen van Quatre-Bras en Waterloo in juni 1815. Het wapen staat diverse keren afgebeeld op het schilderij van Jan Willem Pieneman over de slag bij Quatre-Bras. Het enorme schilderij had lange tijd een vaste plek in de Waterloozaal van Paleis Soestdijk. Onlangs is het werk verhuisd naar het Nationaal Militair Museum. Het NMM krijgt ‘De slag bij Quatre-Bras’ in langdurig bruikleen van Koninklijke Verzamelingen. Op het doek beeldde hij het recent geïntroduceerde gevestwapen af in de handen van verschillende officieren. Met getrokken sabel probeerden zij heldhaftig stand te houden tegen de Franse overmacht en dirigeerden ze de Nederlandse troepen voorwaarts.
Een internationaal wapen
De nieuwe sabel ontving de officiële benaming ‘sabel der lichte cavalerie, model 1813’. Opvallend genoeg werd dit sabeltype lange tijd ook wel aangeduid als de zogenaamde ‘Blüchersabel’, verwijzend naar de Pruisische generaal Gebhard Leberecht von Blücher (1742-1819). Hij was één van de opperbevelhebbers en hoofdrolspelers van de slag bij Waterloo. Hoewel de Pruisen niet de bedenkers van dit wapen waren, introduceerden zij het in 1811 wél in hun leger. Zij kwamen in aanraking met de sabel tijdens de gezamenlijke strijd met de Engelsen tegen de Fransen.
De oorsprong van de sabel ligt namelijk in het Engelse leger. Het wapen was in het begin van de Franse revolutieoorlogen ontwikkeld door een jonge Britse kapitein: John Caspard Le Marchant. Zijn Frans klinkende achternaam dankte hij aan zijn herkomst van het Britse kanaaleiland Guernsey, dat dicht tegen de Franse kust aan ligt. Als dragonderkapitein zocht hij een wapen waarmee zijn troepen goed uit de voeten konden. De kling van de sabel vertoont duidelijke Oosterse invloeden en is gebaseerd op de Turkse, Mammelukse, Moorse en Hongaarse sabels.
De kling heeft een uitgesproken kromming en – in tegenstelling tot andere Europese sabels – een breed uitlopende punt. Door de sabel te voorzien van een ‘stijgbeugelgevest’ bleef het wapen licht en gemakkelijk te hanteren. Samen met de zwaardmaker Henry Osborn uit Birmingham ontwikkelde Le Marchant een nieuwe sabel voor de lichte cavalerie die tegenwoordig bekend staat als ‘pattern 1796 light cavalry sabre’. De oorsprong van de sabel is dus zeker Brits en de meeste exemplaren die in gebruik waren bij het Nederlandse leger zijn van Britse of Duitse makelij.
Twee versies
Er bestaan grofweg twee varianten van de sabel: een manschappen-versie en een officieren-exemplaar. De eerste is over het algemeen zwaarder uitgevoerd en weegt gemiddeld negenhonderd gram. De kling verbreedt zich duidelijk richting de punt. Op het stijgbeugelgevest is de greep van leer en er komen veel inscripties in de vorm van letters en cijfers op voor, die verwijzen naar militaire eenheden. Bij de officiersexemplaren is de kling een stuk smaller en weegt het wapen in zijn geheel slechts zeshonderd gram. Ook de kenmerkende verbrede punt en de inscripties op het gevest ontbreken. Wel is de kling bij het merendeel van deze exemplaren extra versierd met geëtste wapentrofeeën en florale motieven zoals bladeren of bloemen. Ook is de greep veelal voorzien van haaienhuid en koperdraad.
Van twee naar één sabel
Een halve eeuw na de invoering viel het doek voor deze sabel. Het leger was al lange tijd op zoek naar één sabel, waarmee zowel de zware als de lichte cavalerie uit de voeten kon. Men wilde een sabel ontwikkelen waarmee je zowel kon steken als houwen. In 1845 werd hiertoe een aanzet gemaakt en in 1854 werd de nieuwe eenheidssabel ingevoerd.
"De sabel heeft een grote en belangrijke rol gespeeld bij de beroemde veldslagen van Quatre-Bras en Waterloo in juni 1815." Jeroen Punt - Conservator NMM